Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet tarieven in burgerlijke zaken

 

Artikel 2
1
Voor een geding wordt van elke eisende partij, na de eerste uitroeping van de zaak ter terechtzitting, en van elke verschenen gedaagde voor iedere instantie een vast recht geheven. Voor de indiening van een verzoekschrift anders dan bedoeld in artikel 14, derde lid, of een verweerschrift wordt eveneens voor iedere instantie een vast recht geheven. Gedaagden en verweerders zijn geen vast recht verschuldigd in zaken, te behandelen door de kantonrechter of de pachtkamer.
2
Het vast recht bij de rechtbanken bedraagt:
1
In zaken te behandelen en te beslissen door de kantonrechter of de pachtkamer:
a
€ 35 wanneer de eis uitsluitend strekt tot betaling van loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
b
€ 61 wanneer de eis of het verzoekschrift enkel strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van niet meer dan € 90 in hoofdsom.
c
€ 90 wanneer de eis of het verzoekschrift strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van meer dan € 90 en niet meer dan € 453 in hoofdsom.
d
€ 153 wanneer de eis of het verzoekschrift strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van meer dan € 453 en niet meer dan € 1361 in hoofdsom.
e
€ 201 wanneer de eis of het verzoekschrift strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van meer dan € 1361 in hoofdsom.
f
In alle andere gevallen € 107 indien eiser een natuurlijk persoon is of € 288 indien eiser een rechtspersoon is.
2
In andere zaken:
a
€ 201 wanneer de eis of het verzoekschrift enkel betrekking heeft op het bij of krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde.
b
€ 107 wanneer de eis uitsluitend strekt tot betaling van loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
c
€ 303 wanneer de eis of het verzoekschrift strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van meer dan € 4538 en niet meer dan € 11 345 in hoofdsom.
d
Wanneer de eis of het verzoekschrift strekt tot een betaling van een bepaalde geldsom van meer dan € 11 345, 2,2 procent van die geldsom, met een minimum van € 306 en een maximum van € 4 784 en met een minimum van € 306 en een maximum van € 1 148 voor de gedaagde of verweerder indien deze een natuurlijke persoon is. Het verschuldigde vast recht wordt afgerond op het meest nabijgelegen veelvoud van € 5.
e
in zaken waarin een dagvaarding in vrijwaring wordt gedaan, 2,2 procent van de achterliggende vordering indien deze op een financieel belang waardeerbaar is, met een minimum van € 232 en een maximum van € 4 787 en tot een maximum van € 1 147 voor de gedaagde of verweerder indien deze een natuurlijke persoon is. Het verschuldigde vast recht wordt afgerond op het meest nabijgelegen veelvoud van € 5.
f
In zaken waarin een vordering tot onteigening wordt gedaan 2,2 procent van de som die in de uitspraak als schadeloosstelling wordt toegekend, met een minimum van € 232 en een maximum van € 4 787 en tot een maximum van € 1 147 voor de gedaagde of verweerder indien deze een natuurlijke persoon is. Voorshands is verschuldigd 2,2 procent van de som die als schadeloosstelling wordt aangeboden, met een minimum van € 232 en een maximum van € 4 787 en tot een maximum van € 1 147 voor de gedaagde of verweerder indien deze een natuurlijke persoon is. Het verschuldigde vast recht wordt afgerond op het meest nabijgelegen veelvoud van € 5.
g
€ 254 in alle andere gevallen.
3
Het vast recht bij de gerechtshoven en de Hoge Raad bedraagt:
a
€ 254 wanneer de eis of het verzoekschrift enkel betrekking heeft op het bij of krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde.
b
€ 107 wanneer de eis uitsluitend strekt tot betaling van loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
c
€ 406 wanneer de eis of het verzoekschrift strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van meer dan € 4538 en niet meer dan € 11 345 in hoofdsom.
d
Wanneer de eis of het verzoekschrift strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van meer dan € 11 345, 3 procent van die geldsom, met een minimum van € 409 en een maximum van € 5 981 en met een minimum van € 409 en een maximum van € 1 148 voor de gedaagde of verweerder in hoger beroep indien deze een natuurlijke persoon is. Het verschuldigde vast recht wordt afgerond op het meest nabijgelegen veelvoud van € 5.
e
€ 254 zaken in hoger beroep van een vonnis of beschikking van de kantonrechter of de pachtkamer.
f
€ 303 in alle andere gevallen.
4
Het recht wordt bepaald aan de hand van de eis in de dagvaarding, met uitzondering van het recht bedoeld in het tweede lid, onder 2°, onder f, eerste volzin. Met de eis in de dagvaarding wordt gelijkgesteld de som die in de dagvaarding als schadeloosstelling wordt aangeboden. In geval van vermindering van eis wordt het recht niet verminderd; in geval van vermeerdering van eis tot een bepaalde geldsom als bedoeld in het tweede lid, onder 1°, onder b, c, d of e, en onder 2°, onder c of d wordt het recht overeenkomstig verhoogd. De verhoging is verschuldigd na de uitroeping van de zaak ter terechtzitting waarop de eiser zijn eis bij conclusie of akte ter rolle heeft vermeerderd.
5
Indien de eiser veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat heeft gevorderd, maar de rechter in het vonnis of arrest de schade heeft begroot, wordt alsnog van elke eisende partij en van elke verschenen gedaagde het vast recht geheven dat dezen verschuldigd zouden zijn indien de eis had gestrekt tot betaling van een bepaalde geldsom ten belope van de begrote schade.
6
Op het ingevolge de vorige leden verschuldigde vast recht wordt het in de zaak waarop het geding of verzoekschrift betrekking heeft reeds betaalde recht in mindering gebracht.
7
Indien in de loop van een aanhangig geding een op dit geding betrekking hebbend verzoekschrift wordt ingediend, is daarvoor geen vast recht verschuldigd. Evenmin is vast recht verschuldigd ter zake van een verzoekschrift strekkende tot begroting van kosten als bedoeld in artikel 237, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN AZ3196, Voorlopige voorziening, 200606396/2
    Rechtsoort
    Bestuursrecht overig
    Datum uitspraak
    21-11-2006
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Voorlopige voorziening
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Raad van State
    Bij besluit van 12 december 2005 heeft de gemeenteraad van Hattem, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 2 december 2005, het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Hattemerbroek" vastgesteld.
  • LJN BF0159, Eerste aanleg - enkelvoudig, AWB 05/930
    Rechtsoort
    Belasting
    Datum uitspraak
    01-09-2006
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - enkelvoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Rechtbank Breda
    geen samenvatting
  • LJN AZ6885, Eerste aanleg - meervoudig, 200504831/1
    Rechtsoort
    Bestuursrecht overig
    Datum uitspraak
    24-01-2007
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - meervoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Raad van State
    Bij besluit van 23 februari 2005 hebben provinciale staten van Gelderland, op voorstel van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 7 december 2004, het reconstructieplan "Achterhoek en Liemers" vastgesteld.
  • LJN BC4095, Eerste aanleg - meervoudig, AWB 07/102
    Rechtsoort
    Bestuursrecht overig
    Datum uitspraak
    30-01-2008
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - meervoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    College van Beroep voor het bedrijfsleven
    Winkeltijdenwet
  • LJN AU6862, Eerste aanleg - meervoudig, 04/6358 WUBO
    Rechtsoort
    Sociale zekerheid
    Datum uitspraak
    03-11-2005
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - meervoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Centrale Raad van Beroep
    Weigering WUBO-uitkering. Zijn gezondheidsklachten gevolg van gebeurtenissen tijdens de Japanse bezetting van voormalige Nederlands-Indië en de daaropvolgende, zogenoemde Bersiap-periode?
  • LJN BD9059, Eerste aanleg - enkelvoudig, 311/08
    Rechtsoort
    Civiel overig
    Datum uitspraak
    31-07-2008
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - enkelvoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Rechtbank Maastricht
    Voor de indiening van een verzoekschrift tot het toekennen van schadevergoeding als bedoeld in artikel 28 Wet Bopz, ook al is dat ingediend als zelfstandig verzoek ter gelegenheid van het verhoor in het kader van een verzoek machtiging te verlenen tot voortzetting van de inbewaringstelling, is een vast recht verschuldigd...
  •